Home Nieuws Voorbeschouwing debat Tweede Kamer over passend onderwijs
3 juli 2017Voorbeschouwing debat Tweede Kamer over passend onderwijs

Voorbeschouwing Debat Passend Onderwijs jul17Woensdag 5 juli 2017 spreekt de Tweede Kamer over passend onderwijs, bijna drie jaar na de invoering. Waar gaat het over?

Woensdag 5 juli 2017 spreekt de vaste Kamercommissie van Onderwijs met staatssecretaris Dekker van Onderwijs (VVD) over hoe het gaat met passend onderwijs. Belangrijke gespreksstof tijdens dit Algemene Overleg vormen de onlangs verschenen rapporten uit het Evaluatieprogramma Passend Onderwijs. Een overzicht van de uitkomsten.

Ouders

Ouders zijn gemiddeld genomen ‘redelijk tevreden’ over passend onderwijs, maar de verschillen tussen ouders onderling zijn opvallend groot: een deel is erg ontevreden.

Eén van de belangrijkste verworvenheden van passend onderwijs is de zogenoemde ‘zorgplicht’, die verplicht scholen om voor elke leerling die zich aanmeldt een onderwijsplek te vinden. Op welke school een leerling uiteindelijk terechtkomt, daar hebben ouders nauwelijks invloed op. Hun keuzevrijheid is aan banden gelegd.

Zorgplicht is ingevoerd om een einde te maken aan de vaak lange en pijnlijke zoektocht van ouders met een zorgleerling voordat zij een een school bereid vonden om hun kind aan te nemen.

Ouders blijken opvallend genoeg echter helemaal niet zoveel waarde te hechten aan die zorgplicht; zij willen vooral zélf kunnen bepalen op welke school hun kind terechtkomt.

Ook hebben ouders grote behoefte aan informatie over welke ondersteuning een school kan bieden. En aan die informatie, zo blijkt uit het evaluatieprogramma, kunnen zij heel moeilijk komen.

In principe zou het zogeheten schoolondersteuningsprofiel van een school een belangrijke informatiebron moeten zijn, maar dit profiel blijkt deze functie in de praktijk niet te hebben. Het gevolg is dat ouders zich onzeker voelen over wat zij van school mogen vragen.

Ouders willen vooral een school waar hun kind welkom is. ‘Uiteindelijk zijn ouders niet op zoek naar de ultieme oplossing of het allerbeste aanbod’, zo staat in de evaluatie. ‘Wat ze vooral willen is een school waar hun kind wordt geaccepteerd zoals het is en zijzelf niet alleen maar lastig worden gevonden.’

Leraren

Leraren in het basis- en het voortgezet onderwijs kampen met hoge werkdruk; in geen enkele andere beroepsgroep is het aantal burn-outs zo groot. De ondersteuning die zij op dit moment krijgen komt vooral van intern begeleiders en zorgcoördinatoren. Leraren vinden de adviezen en ‘professionaliseringsactiviteiten’ die zij krijgen aangeboden, ook van externe partijen, doorgaans te algemeen en daardoor vaak niet voldoende bruikbaar in de praktijk.

Waar zij vooral behoefte aan hebben is meer tijd om alle leerlingen voldoende aandacht te geven. En de beste manier om dit te bereiken, is volgens henzelf door te zorgen voor extra handen in de klas. Bijvoorbeeld in de vorm van een onderwijsassistent.

Van alle basisschoolleraren zegt nog geen kwart tenminste één dag per week over die extra handen te kunnen beschikken, bijna de helft van hen heeft nog nooit een remedial teacher of onderwijsassistent in de klas gezien. In het voortgezet onderwijs geldt dit voor vrijwel alle leraren; zij kunnen bovendien zelden gebruik maken van stagiaires.

Opvallend is dat docenten van middelbare scholen ontevreden zijn over de beschikbaarheid van faciliteiten en materialen. Zij hebben bovendien vaak geen zicht op de beschikbare ondersteuningsmogelijkheden, vooral niet op die van externe partijen.

Veel leraren in het voortgezet onderwijs beschouwen passend onderwijs nog niet als ‘hun afdeling’; de ondersteuning laten zij vaak nog over aan ‘passend onderwijs-professionals’ binnen de school of aan bovenschoolse voorzieningen zoals een orthopedagogisch didactisch centrum (OPDC)  of een Rebound.

Zelf vinden leraren dat zij effectief lesgeven en goed inspelen op het gedrag van leerlingen. Intern begeleiders en zorgcoördinatoren vinden echter dat er nog te veel leraren zijn die ‘op oude routines leunen’ en zij zijn kritisch over de bereidheid van leraren om zich te ontwikkelen.

‘Vrij verontrustend’ noemt de evaluatie dat van alle lerarenopleidingen – de pabo’s, de hbo-masters special educational needs (SEN), de tweedegraads lerarenopleidingen, de universitaire lerarenopleidingen en de academies voor lichamelijke opvoeding –  slechts 17 % meldt dat het merendeel van hun vakdocenten en vakdidactici voldoende is toegerust om hun studenten voor te bereiden op passend onderwijs.

Leerlingen

De meeste leraren zeggen een positieve houding te hebben ten opzichte van zorgleerlingen, zelfs als deze leerlingen gedragsproblemen hebben. Toch scoren leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften significant lager op het gebied van welbevinden in relatie met de leerkracht en ook in relatie met medeleerlingen. Zij scoren ook lager op ‘cognitief zelfvertrouwen’ en ‘taakmotivatie’.

Uit de evaluatie passend onderwijs blijkt dat welbevinden volgens de leerlingen zelf samenhangt met de mate waarin leraren en mentoren regels hanteren, structuur bieden, uitleg geven en leerlingen stimuleren. 

Structuur blijkt in het voorgezet onderwijs een probleem te zijn. Volgens een geïnterviewde zorgcoördinator staat het systeem van passend onderwijs op gespannen voet met ‘het systeem van grote klassen, veel lessen en leswisselingen, strikte methodes en standaard klaslokalen.’ Dit systeem, zo zegt zij, leggen scholen zichzelf op. ‘Nergens staat voorgeschreven dat het zo moet met 30 leerlingen in een lokaal, docentgestuurd en na 50 minuten wisselen. Dat kiest de school. Dit systeem moeten we veranderen.’

Samenwerkingsverbanden

Eén van de belangrijkste taken van samenwerkingsverbanden is om te zorgen voor een dekkend aanbod aan onderwijsondersteuning binnen hun regio. Directeuren van deze samenwerkingsverbanden, intern begeleiders en zorgcoördinatoren zeggen echter dat er nog altijd veel hiaten in het aanbod bestaan.

Er is vooral een tekort aan onderwijsplekken met ondersteuning vanuit de jeugd-ggz, speciale trajecten voor thuiszitters en crisisplekken. Het idee was dat alle schoolondersteuningsprofielen  – waarin staat welke hulp een school kan bieden – van scholen in één regio bij elkaar een dekkend aanbod zouden gaan vormen. Deze profielen blijken in de praktijk echter vaak een ‘papieren werkelijkheid’, zonder functie.

Zorgen zijn er over het onafhankelijke toezicht binnen samenwerkingsverbanden. Formeel voldoen zij aan de wettelijke voorschriften voor intern toezicht – dat zijn dezelfde voorschriften als voor schoolbesturen. Probleem is dat dit toezicht in de meeste gevallen niet onafhankelijk is. En die onafhankelijkheid is bij besturen van samenwerkingsverbanden urgenter dan bij schoolbesturen. Bestuurders van samenwerkingsverbanden zijn namelijk in grote mate van elkaar afhankelijk terwijl zij vaak tegenstrijdige belangen hebben, bijvoorbeeld als het gaat om leerlingenaantallen.

Door onze redacteur Julie Wevers

Het algemeen overleg passend onderwijs vindt plaats op woensdag 5 juli van 10.00 tot 13.30.

Live te volgen via tweedekamer.nl

 

 

Sluiten
Word nu lid!