Ernst Lanting (20) besloot zich als 7-jarige thuiszitter te concentreren op zijn muzikale talent, met steun van zijn ouders. Nu is hij onder de naam Edlan een rijzende ster in de internationale drum and bass scene. ‘Pak een passie niet af.’
Door Julie Wevers
Maart 2019. Tijdens het Liquicity-festival in het Amsterdamse havengebied springen jongeren enthousiast op en neer op een onnavolgbaar snel ritme. Achter de draaitafel danst het lichaam van DJ Edlan mee. Op zijn voeten na – die blijven wonderbaarlijk genoeg precies op één plek terwijl hij met zijn vingers razendsnel de ene knop na de andere bedient. Als Edlan plotseling een wat melodieuzer nummer inzet, raakt de zaal in extase.
‘Tijdens een optreden bouw ik aan een verhaal’, zegt Ernst Lanting (20) – zoals zijn echte naam luidt – enkele weken later in het pittoreske houten huis in Amsterdam-Noord waar hij met zijn ouders woont. ‘Je maakt als DJ samen met je publiek een reis. Nu eens ga je met een harde bass-beat door een diepe kuil, dan is het weer licht en vrolijk en daarna weer melancholiek.’ Ernsts werk behoort tot de onder jongeren populaire muziekstroming drum and bass, maar bevat ook elementen van onder meer jazz, house en funk.
Met zijn carrière gaat het verrassend snel. Op zijn werkkamer hangen vier festival-affiches van de afgelopen twee jaar naast elkaar met zijn naam in steeds grotere letters. Behalve op festivals draait Ernst ook regelmatig op feesten in grote Europese steden als Londen en Praag. Inmiddels heeft hij ook meerdere EP’s uitgebracht bij onder kenners gerenommeerde labels als Fokus en Liquicity. Op het dag van het interview verschijnt zijn vijfde EP, Go back Home.
Dictators en ‘Sleurscholen’
‘Ik heb nu bereikt waarvan ik al sinds mijn zesde droom’, zegt Ernst. ‘Dat vind ik erg leuk, zeker gezien al die dingen die er in het verleden zijn gebeurd.’ Toen hij zeven jaar oud was, zag de toekomst van Ernst – die op zijn vierde de diagnose autisme kreeg – er een stuk minder rooskleurig uit. Hij zat de hele dag thuis want op geen enkele school kon hij blijven, ook niet in het speciaal onderwijs. Juffen noemde hij in die tijd ‘dictators’ en speciale scholen ‘sleurscholen’ omdat hij daar vaak letterlijk de klas uit was gesleurd.
‘Ik herinner mij nog goed dat ik op één van mijn basisscholen heel boos werd als ik uit de sloophoek werd gehaald’, zegt Ernst. ‘Ik vond het geweldig om daar de hele dag computers en radio’s uit elkaar te halen en de onderdelen te onderzoeken. Van al het andere schoolwerk zag ik het nut niet in. Ik dacht: waarom zou ik rekenen als ik later tóch geen rekenaar wil worden?’
Thuisonderwijs
Jarenlang kreeg hij thuisonderwijs, ook op het gebied van muziek. Dankzij één op één begeleiding en aangepaste leermaterialen (zoals een ouderwetse, niet-talige rekenmethode) ging dat boven verwachting goed. Om naar de havo te kunnen, waagde Ernst op 12-jarige leeftijd weer een poging op een speciale basisschool in Amsterdam.
‘Ik had met mijzelf afgesproken dat ik mij op school voortaan normaal zou gaan gedragen’, zegt Ernst. ‘Dat ik niet meer boos zou worden op juffen en meesters, wat er ook gebeurde.’ Wat daarbij hielp was dat Ernst inmiddels het nut inzag van regels. ‘Dat had ik geleerd op een onwaarschijnlijk anarchistisch privé-schooltje waar ik een tijdje heen ging. Ik dacht: zonder regels gaat het dus óók niet.’
Speciale havo
Op de speciale basisschool had Ernst het erg naar zijn zin. ‘Ik maakte er vrienden en kreeg weer wat vertrouwen in leraren.’ Op de (speciale) Amsterdamse havo waar hij daarna heen ging brak echter opnieuw een moeilijke tijd aan.
‘Alles draaide op die school om het verdienen van punten en dat maakte mij heel angstig. Had je er onvoldoende behaald, dan werd hardop in de klas gezegd waarom. Bijvoorbeeld omdat je een flauwe grap had gemaakt of omdat je je werk niet op tijd af had. Het voelde voor mij als regelrechte onderdrukking.’ Na vier jaar havo jaar kon Ernst overstappen naar de muziekopleiding PACT+ van het ROC Amsterdam; daar doet hij dit jaar eindexamen.
‘Gewoon lekker doorgaan!’
Dat Ernst werk heeft kunnen maken van zijn passie, is volgens hem vooral te danken aan zijn ouders. Toen het hem écht niet lukte om een maand lang niet met muziek bezig te zijn – zo moest hij van een school leren dat hij niet altijd kan doen wat hij wil – zeiden zijn ouders tot zijn grote opluchting: gewoon lekker doorgaan Ernst! ‘Zij namen mijn interesse voor muziek altijd heel serieus en gaven mij de kans om mijzelf op dit gebied te ontwikkelen. Op verjaardagen kreeg ik bijvoorbeeld vaak leuke apparatuur en ook kwam er jarenlang een conservatoriumstudent aan huis die mij leerde om muziek te maken op de computer.’
Ernst denkt dat zijn levensverhaal anderen hoop kan bieden. ‘Tegen ouders van jonge kinderen met autisme die op dit moment op school niet tot hun recht komen zou ik willen zeggen: stimuleer je kind zoveel mogelijk in datgene waar het goed in is, óók als dat ertoe leidt dat het op school misschien wat minder goed gaat. Pak een passie niet af, maar onderzoek hoe je kind hier straks zo professioneel mogelijk mee op de arbeidsmarkt kan komen.’
Over zijn autisme spreekt Ernst consequent in verleden tijd. ‘Anders dan in mijn kindertijd voel ik mijzelf nu eigenlijk niet meer speciaal’, zegt hij. ‘Ik kan goed functioneren in mijn vak, ben soms hooguit wat verlegen. Als ik mensen vertel dat ik autisme heb reageren ze ook vaak verbaasd.’ Dan, na een korte stilte: ‘Maar goedbeschouwd ben ik natuurlijk nog altijd een nerd die op een autistische manier met muziek bezig is: heel intens en gestructureerd.’