Openheid over suïcide(gedachten) is belangrijk, zeker ook voor mensen met autisme, zegt Bram Sizoo – psychiater bij Dimence en specialist op het gebied van suïcidaliteit en autisme. ‘Ga erover in gesprek. Op een respectvolle manier, zonder te oordelen. Probeer niet meteen met oplossingen aan te komen. Oprecht luisteren en begrip tonen kunnen ook al enorm helpen.’
Door onze redacteur Julie Wevers
Uit meerdere onderzoeken komt naar voren dat mensen met autisme een verhoogd risico hebben op suïcidaliteit. Hoe verklaart u dat?
‘Er lijkt inderdaad sprake te zijn van een verhoogde kans op suïcides, suïcidepogingen en suïcidale ideaties – dat is het denken over suïcide zonder dat je een poging doet. Dat zijn dus eigenlijk drie verschillende dingen die in elkaar kunnen overgaan, maar die niet hetzelfde zijn.
Wat wij hier bij Dimence vaak horen van mensen met autisme die suïcidaal zijn, is dat zij het leven niet meer op die manier willen. Altijd die conflicten met andere mensen. Altijd horen dat je het niet goed doet, dat je gewoon wat meer je schouders eronder moet zetten. Steeds weer aanlopen tegen het besef dat wat voor jou moeilijk is, voor anderen makkelijk en vanzelfsprekend is.
Daarnaast kunnen mensen met autisme ook erg veel last hebben van zelfkritiek. Ze vinden vaak dat ze het niet goed genoeg doen in het leven, bijvoorbeeld omdat ze moeten leven van een uitkering. En ‘niet goed genoeg’ is voor sommige mensen met autisme hetzelfde als ‘dus fout’.’
Spelen er volgens u nog andere factoren, naast de bekende algemene risicofactoren zoals eenzaamheid, depressie en werkloosheid?
‘Ja, de kwaliteit van de autismezorg. Het is essentieel dat je als persoon met autisme goed wordt begrepen. Dat een hulpverlener niet wéér een kant-en-klaar programma van de plank haalt dat niet aansluit bij jouw klachten. Een algemeen behandelprogramma voor een depressie is prima, begrijp mij niet verkeerd, maar het slaat niet aan als je probleem veel fundamenteler is dan alléén een sombere stemming.
Wat ik vaak tegenkom is dat suïcidale mensen met autisme in hun leven heel veel verschillende hulpverleners hebben gehad. En dat geen van hen echt naar de kern van de zaak keek. Dat niemand ze bijvoorbeeld een keer vroeg: hoe zit dat nou bij jou in elkaar?’
In het boek Behandeling van suïcidaal gedrag in de praktijk van de GGz schrijft u dat ook psycho-educatie er soms toe kan leiden dat mensen met autisme het niet meer zien zitten. Kunt u dit toelichten?
‘Dat is gebaseerd op eigen waarnemingen. Er zijn jongvolwassenen – mensen die net de diagnose autisme hebben gekregen – die heel ijverig een psycho-educatiegroep doorwerken. Sommigen nemen wat ze daar horen heel letterlijk en betrekken alles op zichzelf. Die zeggen dan na afloop van de cursus: “Oké, nu heb ik dus geleerd dat ik geen normale relatie aan kan gaan, dat ik meer kans heb op problemen op de arbeidsmarkt, dat ik bepaalde beroepen beter niet kan uitoefenen én dat ik beschermd moet gaan wonen. Nou: dank u feestelijk voor deze psycho-educatie, maar hier ga ik dus niet aan beginnen.”’
Daar gaat dan iets heel erg mis..
‘Het illustreert in mijn ogen heel goed dat je als hulpverlener niet zomaar iets van de plank moet trekken voor mensen met autisme. Ook laat het zien dat online therapie voor deze doelgroep lang niet altijd een goed idee is als die therapie niet wordt aangevuld met face-to-face contacten. Na afloop lezen zij weliswaar op hun computerscherm: ‘Als je na deze module psycho-educatie nog problemen hebt, kan je contact opnemen met..’ Maar sommige mensen met autisme hebben op dat moment helemaal geen probleem. Zij hebben dan namelijk allang bedacht: dát leven, dat gaan we dus niet doen. Bijna met een soort blijmoedigheid.’
Waren die mensen wellicht beter af geweest zonder diagnose?
‘Ze waren natuurlijk niet voor niks in een diagnose-traject terecht gekomen; blijkbaar waren er dus al problemen. Maar je moet mensen met autisme wel maatwerk bieden én zorgvuldig blijven volgen. Tijdens een goede psycho-educatie vertel je eerst iets over de groep in het algemeen. En vervolgens onderzoek je hoe dat allemaal bij een individueel persoon zit. Bovendien check je altijd goed hoe iemand alle informatie precies heeft opgevat want een misverstand is heel snel ontstaan.’
U geeft als psychiater regelmatig advies aan de Levenseindekliniek. Welke dilemma’s komt u daarbij tegen als het gaat om cliënten met autisme?
‘De Levenseindekliniek (inmiddels: Expertisecentrum Euthanasie, red.) kijkt onder meer of er sprake is van stelselmatig, chronisch lijden. Dat is vaak nog wel redelijk goed in te schatten. Maar daarnaast moet er ook sprake zijn van uitzichtloosheid. Daar zit wat mij betreft het grootste dilemma. Want hoe definieer je dat? Moet iemands situatie subjectief uitzichtloos zijn? Dan voldoe je daar al snel aan, zeker als je autisme hebt en je misschien zwart-wit redeneert: het is nu zo en het zal dus altijd zo blijven.
Maar als psychiater kan ik niet in de toekomst kijken. Wie ben ik dan om te zeggen dat iemands situatie voor altijd uitzichtloos is? Enkele jaren geleden werd ik door de Levenseindekliniek gevraagd om een second opinion in verband met een verzoek van een man met autisme. Vanwege grote drukte hier bij Dimence kon ik hem pas twee maanden later zien. In de tussentijd was de man een vrouw tegengekomen. Hij wilde absoluut niet meer dood. Was mijn wachttijd korter geweest, dan was deze meneer nou misschien dood geweest.’
Wat kenmerkt volgens u suïcidaliteit bij mensen met autisme?
‘Heel opvallend vind ik de resoluutheid waarmee sommige mensen met autisme tot suïcide kunnen besluiten. Bijna tevreden denken ze: ‘Nou hebben we toch maar mooi een oplossing bedacht.’ Ik herinner mij bijvoorbeeld een cliënt die blijmoedig aangaf dat zelfdoding dé oplossing was voor al zijn problemen. Daardoor zou er geld voor zijn vrouw vrijkomen, hij zou niet meer tot last zijn voor zijn kinderen en hij kon ook niet meer werkloos worden. Hij vond het echt een gewéldige uitvinding! En zijn vrouw zat er naast, doodsbang dat hij het daadwerkelijk zou gaan doen.’
Wat kan je als naaste of als hulpverlener doen als iemand met autisme suïcidaal is?
‘Ga erover in gesprek. Op een respectvolle manier, zonder te oordelen. Probeer niet meteen met oplossingen aan te komen. Oprecht luisteren en begrip tonen kunnen ook al enorm helpen.
Informeer ook openlijk op welke manier hij of zij nadenkt over zelfdoding en of er misschien al concrete plannen zijn. Daarmee neem je het signaal serieus en kan je tegelijkertijd inschatten in welke fase iemand zich bevindt. Denkt iemand er af en toe over na? Of zijn er al vergevorderde plannen?’
Help, indien nodig, iemand ook om woorden aan zijn gevoelens te geven. Uiteraard zonder de ander daarbij woorden in de mond te leggen. En ga vooral samen verkennen wat er nou aan de hand is. Probeer te achterhalen waarom iemand nou zo suïcidaal is, dat is het allerbelangrijkste. De grote valkuil bij suïcidaliteit is dat het vervolgens alléén nog maar daar over gaat, maar daarmee kom je niet verder.
Je kan bijvoorbeeld vragen stellen als: wat maakt nou dat je je zo voelt? Wat maakt nou dat je dit zegt? Wat voel je dan? Wéét je wat je voelt? Kan je concrete voorbeelden geven waardoor dat gevoel erger wordt?’
Zelf zegt u in crisissituaties weleens: ‘Dood kan je altijd nog’. Waarom?
‘Als je tegen iemand in een acute crisis zegt dat hij geen suïcide mag plegen, maakt dat de paniek alleen maar groter. Met de mededeling ‘dood kan je altijd nog’ zeg je twee dingen: ik pak jou die ‘nooduitgang’ niet af. Maar ook: het hoeft niet stante pede. Het kan later ook nog. Maar geef mij nu eerst de kans om samen met jou te onderzoeken of er reële alternatieven zijn.’
Als psychiater maakt u ook regelmatig gebruik van metaforen. Hoe pakt u dat aan?
‘Natuurlijk moet je dat niet doen bij mensen die daar niets mee kunnen, maar de meeste mensen met autisme snappen metaforen heel goed. Ik ga meestal in op een metafoor die iemand zelf aandraagt, soms probeer ik er ook zelf een aan te dragen. Er was bijvoorbeeld eens een suïcidale man met autisme die tegen mij zei: “Een piano kan nooit zo gestemd worden dat alle noten goed zijn.” Wat hij bedoelde was: ik verdraag geen imperfectie en alles is imperfect. Toen wees ik hem erop dat er ook nog zoiets bestaat als good enough door te zeggen dat er toch prachtige concerten zijn. Ondanks al die imperfectie. Dit hielp hem om te begrijpen dat imperfectie óók een optie is, maar daarmee vond hij dat nog wel enorm moeilijk hoor.’
Wat kan de overheid doen om suïcide bij mensen met autisme te voorkomen?
‘Erkennen dat het leven voor mensen met autisme soms heel erg moeilijk is, soms zelfs zo moeilijk dat ze niet meer willen leven. En dat hun lijden heel complex kan zijn, zonder dat je het direct merkt. Op dit moment is er heel veel aandacht voor de zogeheten verwarde personen. Dat zijn mensen aan wie je wél merkt dat het niet goed met ze gaat. Omdat ze ‘gedoe’ geven, bijvoorbeeld op straat. Maar er zijn ook mensen die niemand tot last zijn, die in eenzaam lijden omdat ze niet op dezelfde golflengte zitten als de samenleving om hen heen. Die misschien nooit buiten komen. Ook die mensen hebben zorg, aandacht en begrip nodig,
Daarnaast zou de overheid kunnen investeren in kennis over suïcide bij iedereen die te maken heeft met mensen met autisme, zoals vrijwilligers, coachingsbureau’s of welke andere club dan ook. Zodat zij allemaal weten: soms wordt het mensen met autisme te veel en zien ze het niet meer zitten. En dat je dat dan heel goed met ze kunt bespreken, zonder in een kramp te schieten.’
Dit interview is gepubliceerd naar aanleiding van de lancering op Wereld Suïcide Preventie Dag 2019 van de Factsheet Suïcidaliteit en Autisme van de Nederlandse Vereniging voor Autisme en 113 Zelfmoordpreventie.
Praten over zelfdoding kan (anoniem!) bij de landelijke hulplijn 113 Zelfmoordpreventie. Chat of bel 113 of gratis 0800-0113