Home Nieuws Leraren zien zorgleerlingen steeds vaker als ‘last’
28 mei 2020 - Eindevaluatie passend onderwijsLeraren zien zorgleerlingen steeds vaker als ‘last’

Passend onderwijs moest de positie van zorgleerlingen versterken, vooral in het reguliere onderwijs. Vijf jaar later zien veel leraren deze leerlingen steeds vaker als oorzaak van hun hoge werkdruk, zo blijkt uit de op 27 mei verschenen eindevaluatie passend onderwijs. Vijf observaties van de NVA. 

 

 

Door Julie Wevers

1.Wie weet wat passend onderwijs is?

Er bestaat geen afgebakende definitie van ‘passend onderwijs’. De vrijheid van scholen en samenwerkingsverbanden om een eigen invulling te geven aan deze onderwijshervorming is bewust zo groot mogelijk gemaakt. Met als doel om lokaal maatwerk zoveel mogelijk te bevorderen – waar nodig in nauwe samenwerking met de lokale jeugdhulp.  

Zo staat bijvoorbeeld nergens welke leerlingen nou precies tot de doelgroep van passend onderwijs behoren. Zelfs dat mag elk lokaal samenwerkingsverband zelf bepalen.

Deze grote beleidsvrijheid heeft ook nadelen, zo constateren de onderzoekers van de gisteren verschenen eindevaluatie passend onderwijs. ‘Of dat ook betekent dat de geboden hulp meer op maat is, valt niet goed vast te stellen. Dit komt doordat de doelgroep van passend onderwijs niet is omschreven en betrouwbare registraties van leerlingen en studenten met extra ondersteuning ontbreken. Daar komt bij dat er ook geen criteria zijn voor wanneer onderwijs passend is. Daardoor is het eigenlijk niet mogelijk om te bepalen of hulp voldoende op maat is.’

2. Veel doelen zijn niet behaald 

Hoe vaag ‘passend onderwijs’ misschien ook is, bij de invoering ervan in 2014 zijn er door het ministerie van Onderwijs wel degelijk een paar concrete doelen gesteld. Velen daarvan zijn niet behaald, zo blijkt uit de eindevaluatie. 

Zo stijgt na een aanvankelijke daling het aandeel leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs weer. ’Oorzaken zijn een toename van het aantal verwijzingen vanuit het regulier onderwijs, maar ook een toename van het aantal leerlingen dat op jonge leeftijd rechtstreeks instroomt in het speciaal onderwijs en het speciaal basisonderwijs.’

Het gevolg is dat er op dit moment opnieuw wachtlijsten zijn voor deze schooltypen. 

Ook de belofte dat passend onderwijs ouders zou ‘ontzorgen’ is niet waargemaakt. ‘Dit geldt met name voor ouders die te maken krijgen met een ‘onderwijszorgarrangement’ voor hun kind (een arrangement waarvoor samenwerking nodig is tussen onderwijs, zorginstellingen, jeugdhulp en gemeente). Deze samenwerking verloopt nog lang niet overal naar tevredenheid. Deze ouders hebben te maken met bureaucratie, maar meer nog maken zij zich zorgen over het bewaken van gemaakte afspraken. Vooral bij overgangen – bijvoorbeeld van de ene klas of school naar de andere – hebben ze het gevoel dat ze er zelf voor moeten zorgen dat de nieuwe leerkracht of school doet wat is afgesproken.’

Ook het aantal thuiszitters is niet gedaald, zoals de bedoeling was, maar juist gestegen. ‘Er zijn in het primair en voortgezet onderwijs nog steeds ruim 4000 leerlingen die langer dan drie maanden niet naar school gaan zonder geoorloofde reden. Dit aantal lijkt zelfs te stijgen in plaats van te dalen.’

3. Leraren zien passend onderwijs – ten onrechte – als oorzaak hoge werkdruk

Leraren ervaren massaal dat er in de lespraktijk nauwelijks iets is veranderd sinds de invoering van passend onderwijs. Terwijl ze dachten dat ze meer ‘handen’ in de klas zouden krijgen. ‘De suggestie dat elke leraar op meer ondersteuning in de eigen klas zou kunnen rekenen (‘meer handen’), was budgettair nooit realistisch’, zo staat in de eindevaluatie. ‘Dat heeft spanning en frustraties veroorzaakt.’

Zorgelijk is het dat leraren passend onderwijs in toenemende mate zien als belangrijke oorzaak van hun grote werkdruk. Zij hebben de indruk dat er sinds de invoering veel meer zorgleerlingen in hun klas zitten dan daarvoor. Volgens het rapport zijn er landelijk gezien echter ‘niet substantieel meer’ leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften in het regulier onderwijs gekomen. ‘Sinds 2008 rapporteren leraren dat 20 tot 25 procent van de leerlingen in hun groep om een of andere reden speciale aandacht of ondersteuning nodig heeft. Dat aantal is sinds passend onderwijs niet veranderd.’ Wel zijn er volgens de onderzoekers ‘aanwijzingen dat de aard en complexiteit van de onderwijsbehoeften is veranderd’.

Veel leraren denken dat de aandacht voor zorgleerlingen steeds meer ten koste gaat van de aandacht voor de overige leerlingen. Volgens de onderzoekers zijn hier echter geen aanwijzingen voor.

In de loop der jaren zijn leraren volgens het rapport kritischer geworden over het geven van onderwijs aan leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften. ‘Ze geven aan dat het (te) veel van hen vraagt. Leraren hebben last van hoge werkdruk en passend onderwijs heeft de twijfelachtige eer om vaak in één adem genoemd te worden met deze problematiek.’ 

Volgens de onderzoekers is het echter onwaarschijnlijk dat passend onderwijs de enige oorzaak is voor de toegenomen werkdruk. ‘Al in het schooljaar 2015-2016 brachten leraren bedenkingen en bezwaren naar voren over te grote klassen, te veel zorgleerlingen, te weinig ondersteuning en te zware eisen van de inspectie’, zo schrijven zij. ‘Toen was de stelselwijziging nog maar net op gang en bevond zich binnen de regio vooral in de fase van inrichting en planvorming. Dat leraren de genoemde klachten toen al toeschreven aan passend onderwijs, wijst erop dat er meer aan de hand was en is.’

4. Positie van ouders is nauwelijks verbeterd.

‘De zorgplicht en de verplichting voor scholen om schoolondersteuningsprofielen te maken, moesten ouders ontzorgen en helpen bij het maken van een schoolkeuze’, zo staat in het rapport. ‘Beide instrumenten hebben die belofte niet waargemaakt.’

Sterker nog: volgens de onderzoekers weten de meeste ouders niet eens wat zorgplicht is. Dit geeft scholen volgens hen de kans om ouders ‘weg te adviseren’. Ouders blijken vooral op zoek te gaan naar een school waar ze zich welkom voelen. Zo’n ‘weg-adviseer-gesprek’ zorgt er dan ook vaak voor dat zij afzien van inschrijving. Pas op het moment van daadwerkelijke inschrijving gaat de zorgplicht van een school in. 

Voor ouders is het vaak moeilijk om goede informatie te vinden over wat scholen kunnen bieden, zo staat in het rapport. ‘Dat maakt het vinden van een geschikte school lastig. Schoolondersteuningsprofielen blijken daarbij geen steun: ze zijn niet altijd goed vindbaar, vaak weinig informatief en ouders kennen het bestaan ervan meestal niet.’  

Sinds de Wet passend onderwijs hebben ouders wel formele inspraakmogelijkheden. Zo hebben zij bijvoorbeeld zitting in het medezeggenschapsorgaan van het samen werkingsverband: de zogenoemde ondersteuningsplanraad (opr). ‘In de praktijk is het echter moeilijk om voldoende ouders te vinden die via dit abstracte niveau inspraak kunnen en willen hebben op het beleid. Ook wordt de verbinding tussen de opr en de ouders in medezeggenschapsorganen van besturen en scholen niet altijd gelegd, waardoor het de vraag is namens welke achterban ouders in een opr spreken’, aldus het evaluatierapport.

Passend onderwijs heeft bij veel ouders ook gezorgd voor onduidelijkheid over waar zij nou recht op hebben. ‘Nu moeten ze uitzoeken wat mogelijk is op een school en waarop zij zich kunnen beroepen mocht dat nodig zijn’, zo staat in het rapport. ‘Daarbij komt dat ouders zich in relatie tot de school soms kwetsbaar voelen en balanceren tussen wat ze graag willen en wat ze durven te vragen (uit angst ‘lastig’ gevonden te worden en daarmee een negatieve invloed te hebben op de omgang van de school met hun kind). Ook weten ouders vaak niet wat feitelijk mogelijk is met de beschikbare middelen.’

5. Leraren zijn (nog steeds) niet bijgeschoold 

Anders dan aangekondigd bij de invoering van passend onderwijs, is er nauwelijks geïnvesteerd in de deskundigheid van leraren in het regulier onderwijs op het gebied van ondersteuning. ‘Schoolbesturen zijn hiervoor verantwoordelijk, maar laten deze verantwoordelijkheid vaak over aan de scholen’, aldus het rapport.

Op de pabo’s maakt passend onderwijs vaak geen deel uit van het basiscurriculum. 

De meeste leraren vinden dat ze over voldoende kennis en vaardigheden beschikken om leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften onderwijs te geven, zo blijkt uit onderzoek. Opvallend is dat zij in de loop der jaren minder positief zijn geworden over hun mogelijkheden om zorgleerlingen goed te ondersteunen. ‘Ook zijn ze daartoe minder bereid geworden’, aldus het rapport. ‘Vooral in het primair onderwijs voelen leraren zich meer belast door deze leerlingen in de klas.’

Verder lezen: Landelijk zicht op zorgleerlingen ontbreekt

Sluiten
Word nu lid!