Syndroom van Asperger
De diagnose syndroom van Asperger wordt in Nederland niet meer gegeven. De huidige editie van het Amerikaanse handboek voor psychische stoornissen, de DSM-5, spreekt nog maar van één overkoepelende autisme-diagnose: de autismespectrumstoornis (ASS). Voor subtypes als syndroom van Asperger zou onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing zijn. Mensen die deze diagnose in het verleden kregen kunnen die wel gewoon blijven gebruiken.
Volgens de beschrijving van de diagnose in de vorige versie van de DSM, de DSM IV, is er bij mensen met het syndroom van Asperger sprake van beperkte interessegebieden, herhalingsgedrag en problemen op het gebied van sociale communicatie en sociale interactie.
Mensen met het syndroom van Asperger hebben een normale tot hoge intelligentie en geen taalachterstand, ook niet in de kindertijd. Ter vergelijking: mensen met de diagnose ‘autistische stoornis’ – ook wel ‘klassiek autisme’ genoemd – kunnen elk denkbaar ontwikkelingsniveau hebben en bij hen is er in de kindertijd wél sprake van problemen op het gebied van taal.
Hans Asperger
Het Asperger-syndroom is vernoemd naar de Oostenrijkse kinderarts Hans Asperger (1906-1980). Hij behoort samen met de Oostenrijks-Amerikaanse kinderpsychiater Leo Kanner tot de pioniers op het gebied van autisme-onderzoek. In 1944 publiceerde Asperger de resultaten van zijn onderzoek onder een aantal jongens die hij omschreef als ‘kleine professoren’.
De jongens maakten moeilijk vrienden en vormden vaak het mikpunt van pesterijen. Ondanks dat hun taalontwikkeling prima verliep – vaak zelfs beter dan die van leeftijdsgenoten – was het moeilijk om met hen een wederkerig gesprek te voeren. Ook was hun taalgebruik opvallend volwassen voor hun leeftijd.
Asperger ontdekte nog veel meer bijzonderheden aan de jongens, zoals gebrek aan inlevingsvermogen, een houterige motoriek, een opvallend gebrek aan respect voor autoriteit, een grote belangstelling voor een specifiek onderwerp en een grote gevoeligheid voor zintuiglijke prikkels.
Asperger was ook erg onder de indruk van hun talenten, zoals oog voor detail. Hij noemde ‘a dash of autism’ (‘een vleugje autisme’) zelfs onmisbaar voor succes op het gebied van kunst en wetenschap. Een aantal van de jongens zou het in de maatschappij nog ver kunnen schoppen, zo voorspelde hij. Eén van de jongens, Frits V., werd professor in de astronomie en corrigeerde een fout in het werk van Isaac Newton.
Asperger stond lange tijd vooral bekend om zijn humane en optimistische kijk op kinderen met ontwikkelingsproblemen. In 2018 bleek uit onderzoek dat hij tijdens de Tweede Wereldoorlog ook tientallen zieke en gehandicapte kinderen in levensgevaar heeft gebracht.
Lorna Wing
Opmerkelijk genoeg werd het syndroom van Asperger pas in 1992 opgenomen in de International Classification of Diseases (ICD) van de World Health Organisation (WHO) – twee jaar later volgde de DSM. Dat het zo lang duurde had alles te maken met de Duitse taal waarin Asperger in 1944 zijn onderzoeksresultaten publiceerde – die werd door de internationale wetenschappelijke gemeenschap nauwelijks beheerst.
Dat Aspergers gedachtengoed uiteindelijk toch tot deze gemeenschap doordrong, is vooral te danken aan de Britse autisme-expert Lorna Wing. Zij gaf Uta Frith – een in Engeland werkzame autisme-onderzoeker van Duitse afkomst – opdracht om Aspergers proefschrift te vertalen. Zo verscheen in 1991 Friths standaardwerk Autism and Asperger Syndrome.
De komst van de diagnose syndroom van Asperger veranderde het beeld van autisme ingrijpend. Voor die tijd kregen vooral mensen met een verstandelijke beperking een autisme-diagnose. Dankzij de nieuwe diagnose drong het langzaam tot de maatschappij door dat óók mensen met een normale tot hoge intelligentie autisme kunnen hebben. Inmiddels is bekend dat de meeste mensen met autisme een normale tot hoge intelligentie hebben.
Meer lezen: https://www.dsm-5.nl/documenten/artikel/28/Autismespectrumstoornissen-in-de-DSM-5