Wim Ludeke
‘Het gebrek aan samenwerking tussen reguliere en speciale scholen vormt een grote bedreiging voor passend onderwijs’, zegt PO-raadbestuurder Wim Ludeke.
Door onze redacteur Julie Wevers
In het maatschappelijke debat over passend onderwijs wordt de stem van speciale scholen vaak nauwelijks gehoord. In verband met het Kamerdebat van vandaag over passend onderwijs interviewde de NVA Wim Ludeke die in maar liefst drie functies het (voortgezet) speciaal onderwijs vertegenwoordigt: als bestuurder van de PO-raad, als voorzitter van het Landelijk Expertise Centrum Speciaal Onderwijs (LECSO) én als bestuurder van vijfentwintig scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.
Hoe gaat het volgens u met passend onderwijs?
‘We zijn in 2014 driftig met passend onderwijs aan de slag gegaan zonder goed na te denken over wat dat eigenlijk is en hoe we dat het beste vorm zouden kunnen geven. Eigenlijk was er alléén het idee om zoveel mogelijk leerlingen in het reguliere onderwijs te houden, overgoten door een sausje van inclusiever onderwijs. Ik zou willen dat we nu eindelijk eens wél goed gaan nadenken over wat we nou eigenlijk willen. We moeten in het onderwijs echt een nieuwe balans zien te vinden. Ik denk dat de leraren in het reguliere onderwijs er binnenkort voor gaan zorgen dat de wal het schip keert. Zij zeggen volkomen terecht: leuk allemaal wat er is verzonnen door samenwerkingsverbanden en besturen, maar wij kúnnen niet meer.’
Door het VN-Gehandicaptenverdrag te ratificeren heeft Nederland zich inmiddels gecommitteerd aan inclusief onderwijs. Wat vindt u daarvan?
‘Alle leerlingen in één gebouw, daar geloof ik erg in. Dat past ook heel goed bij mijn visie dat onderwijs een maatschappelijke opdracht heeft en rekening dient te houden met wat de maatschappij laat zien: mensen met verschillende achtergronden, kleuren, talen en religies. En dan is er ook nog een handjevol mensen dat verschillend is qua fysieke of mentale gesteldheid. Maar ik vind niet dat inclusief onderwijs een dogma moet worden. Alle leerlingen per se altijd met elkaar in één klas, zoals sommige voorvechters van inclusief onderwijs willen, daar geloof ik niet in. Dat is volgens mij ook echt niet realistisch aangezien kinderen onderling heel andere ondersteuningsbehoeften kunnen hebben.’
Wat is volgens u op dit moment de grootste uitdaging voor het (voortgezet) speciaal onderwijs?
‘Om het hoofd koel te houden en te blijven geloven in de kracht van de expertise van speciale scholen.’
Waarom is dat een uitdaging?
‘Omdat men door alles wat er om ons heen gebeurt, met samenwerkingsverbanden en dergelijke, het gevoel heeft dat het speciale onderwijs onder druk staat, dat zijn bestaansrecht op het spel staat. Eigenlijk is bestaansrecht niet het goede woord, want dan lijkt het net of je coûte que coûte wilt vasthouden aan iets wat je hebt. Maar als je goed kijkt naar hoe het huidige onderwijsstelsel in elkaar steekt, dan is het volstrekt helder dat je specifieke expertise nodig hebt voor steeds moeilijker wordende kinderen. Je hebt óók geen algemene ziekenhuizen die vol zitten met huisartsen. Zo moet je het onderwijs ook zien.’
U noemt expliciet de samenwerkingsverbanden. Wat is daarmee aan de hand?
‘Er zijn nogal wat samenwerkingsverbanden die te maken hebben met een zogeheten negatieve verevening*. Wat ik zie is dat uitvoerders van deze samenwerkingsverbanden nadrukkelijk sturen vanuit een financieel perspectief. Die zeggen: zullen we het met deze ingewikkelde leerling eerst even proberen in het reguliere onderwijs, want dat is toch weer een stuk goedkoper. Daar zie ik dagelijks voorbeelden van in het land. Ook zijn er samenwerkingsverbanden die er heilig in geloven dat speciale scholen helemaal geïntegreerd zouden moeten worden binnen het reguliere onderwijs. Prima, maar dan moeten we daar wél de tijd voor nemen en goed gebruik maken van elkaars mogelijkheden en expertise.’
Gebeurt dat nu dan niet?
‘Onvoldoende en dat vind ik echt een bedreiging voor passend onderwijs. De kloof tussen speciaal en regulier onderwijs is de afgelopen jaren gewoon blijven bestaan. Zodra een reguliere school te maken krijgt met een heel moeilijke leerling, is de eerste reflex: hoe gaan wij dat oplossen met elkaar? Dus zonder er rekening mee te houden dat er in dit land ook nog heel veel expertise is binnen het speciale onderwijs waar het regulier onderwijs gebruik van kan maken.’
Dus reguliere scholen roepen jullie expertise niet in?
‘Veel te weinig. Misschien is het speciale onderwijs ook wel te bescheiden en zou het zich wat nadrukkelijker kunnen manifesteren. Eén ding weet ik zeker: passend onderwijs zal alleen slagen als wij het écht samen gaan aanpakken’
Vandaag debatteert de Kamercommissie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met minister Slob (ChristenUnie, Basis- en Voortgezet Onderwijs) over passend onderwijs. Het debat duurt van 13.00 uur tot 20.00 uur en is live te volgen via www.tweedekamer.nl
* Het ondersteuningsbudget was voor de invoering van passend onderwijs ongelijk verdeeld over het land. Het percentage leerlingen met een indicatie voor (v)so/lgf verschilde sterk per regio. De Evaluatiecommissie Passend Onderwijs (ECPO) deed onderzoek naar deze verschillen en kwam tot de conclusie dat er geen inhoudelijke argumenten zijn om aan te nemen dat de behoefte aan extra ondersteuning over het land verschilt. Daarom adviseerde de commissie om het beschikbare budget voor extra ondersteuning naar verhouding van het aantal leerlingen te verdelen, ofwel te verevenen. (bron: passendonderwijs.nl)
Dit artikel is gepubliceerd op 2 juli 2018