Een constructie waarbij wonen en zorg zijn gekoppeld, kan een mooie woonvorm zijn voorafgaand aan zelfstandig wonen zonder zorg. Toch kan juist die koppeling van wonen en zorg, die zowel verdienmodel als dwangmiddel kan zijn, tot wanhopige situaties leiden. Zo is Lotte (37, niet haar echte naam) binnenkort dakloos.
Jongvolwassenen met autisme die zelfstandig kunnen en willen wonen en daarbij (nog) begeleiding nodig hebben, vormen een bijna vergeten groep. In een eigen woning starten met de volgende fase van hun leven is essentieel voor hun ontwikkeling, bijvoorbeeld na opname in een kliniek of omdat het tijd is uit te vliegen uit het ouderlijk huis. In het eerste jaar van zelfstandigheid is deskundige begeleiding cruciaal, om de overgang naar de nieuwe situatie trefzeker te kunnen maken.
Door de woningnood is deze groep vaak aangewezen op begeleid wonen via een constructie van koppeling van wonen en zorg (als bij beschermd of beschut wonen). De woningcorporatie verhuurt aan het zorgbedrijf, dat onderverhuurt aan de cliënt. De cliënt sluit met het zorgbedrijf een zorgovereenkomst en een huurovereenkomst, die gekoppeld zijn. Contractueel betekent de koppeling dat de cliënt de woning moet verlaten als de zorg eindigt, bijvoorbeeld doordat geen begeleiding meer nodig is. Dat is dan een door de cliënt ingecalculeerd risico.
Verdienmodel
Echter, de koppeling kan tot zeer wanhopige situaties leiden, geheel buiten de beïnvloedingssfeer van de cliënt, als de koppeling voornamelijk ten dienste staat van het verdienmodel (wonen kan alleen mét zorg) en het belang van de cliënt daaraan ondergeschikt is. In zo’n situatie, inclusief machtsmisbruik, kwam Lotte terecht.
Lotte voltooide twee universitaire masterstudies en werkte bij een universitair medisch centrum als junioronderzoeker en onderwijsassistent, met goede beoordelingen. Na enige tijd kon zij haar baan niet meer volhouden en kreeg ze een totale geestelijke en lichamelijke ineenstorting. Op haar 31e volgde de diagnose autisme. Lotte werd drie jaar opgenomen in een kliniek en klom uit een diep dal. Met een indicatie voor zorg in natura (ZIN) vanuit de Wmo ging ze in een appartement behorend bij een zorgbedrijf wonen. ‘Het bedrijf leek deskundig. Men was het eens met de Wmo-indicatie. Een goede en geleidelijke overgang van de kliniek naar de buitenwereld lag in het verschiet! Helaas heeft dit heel anders uitgepakt’, vertelt Lotte.
Verplicht in de Wlz
Het bedrijf ging meteen al opvallend te werk. ‘Zonder mij te vragen naar mijn precieze begeleidingsbehoefte, schreven ze een persoonlijk ondersteuningsplan (POP) voor mij. Ik herkende mij hierin helemaal niet. Het was gebaseerd op het stereotiepe beeld van een persoon met klassiek autisme, dat heel anders is dan mijn autisme.’
Na veel discussie kreeg Lotte van de directie te horen dat ze in de Wlz moest, omdat ze anders uit haar woning zou moeten. Lotte: ‘Ik was met stomheid geslagen, want zorg uit de Wlz kwam volledig uit de lucht vallen en is helemaal niet passend voor mij vanwege mijn goede ontwikkelingsmogelijkheden. Het lijkt op een vooropgezet plan om mij als cliënt kwijt te raken, via dwang richting Wlz en met de woning als dwangmiddel. Daarbij heeft hij juist ingeschat dat ik Wlz zou weigeren, omdat Wlz niet passend is.’
‘Later legden wij een verband met het feit dat sinds zomer 2022 bekend was dat de gemeente het zorgbedrijf per 1 januari 2024 niet meer zal contracteren als aanbieder voor ZIN vanuit de Wmo. De gemeente is het namelijk niet eens met de manier van begeleiden door het bedrijf. Een vaste inkomstenbron zal dus wegvallen, die gecompenseerd moet worden. De indruk ontstaat dat compensatie gezocht wordt in cliënten overzetten naar de Wlz. Een betrouwbare bron heeft deze indruk bevestigd.’
Wanhoop
‘Onlangs heeft het bedrijf de zorg- en huurovereenkomst opgezegd en mij per aangetekende brief gemeld dat ik mijn huis uit moet. Hun argument is dat ik mij niet begeleidbaar zou opstellen. Dit is natuurlijk in strijd met de feiten, want het bedrijf komt de zorgplicht niet na. Sinds 1 juni 2023 sta ik op straat, omdat ik eerlijk en beargumenteerd opkom voor mijn belangen. Mijn wanhoop is groot.’
‘Het lijkt onwerkelijk dat het bedrijf mijn welzijn, ontwikkeling en bestaanszekerheid ernstig en ongehinderd kan schaden, en dat in het cruciale eerste jaar na de kliniek. Toch is dat wat er gebeurt. Het bedrijf maakt gebruik van de koppeling van wonen en zorg, dat zowel verdienmodel als dwangmiddel is. Ik wil anderen die in een vergelijkbare situatie verkeren, waarschuwen voor dit soort praktijken.’
Lees hier het hele verhaal van Lotte, uit Autisme Magazine nummer 2 van 2023. Reacties zijn welkom bij de redactie.
Recente ontwikkelingen
Update: situatie 1 juli 2023
Een advocaat, toegewezen via sociale advocatuur, is een verweer gestart tegen de woningontruiming. Als reactie heeft de advocaat van het bedrijf een erg intimiderende brief gestuurd, waarin diverse onwaarheden worden verweten, o.a. opnieuw dat Lotte zich niet begeleidbaar zou opstellen. In de brief wordt ook een kort geding aangekondigd, om Lotte alsnog uit haar woning te krijgen.
De dagvaarding daarvoor kan ieder moment binnenkomen. Lotte: ” Ik ervaar de situatie als een psychologische oorlog, die het bedrijf willens en wetens tegen mij voert. Buiten mijn schuld ben ik binnenkort verwikkeld in een juridische strijd, die voortkomt uit de koppeling van wonen en zorg. Het zorgbedrijf heeft mij ver verwijderd van rustig de volgende stappen nemen in mijn leven, met goede begeleiding. Ik ben voornamelijk aan het overleven, moe en verdrietig”.
Intussen zijn de woningcorporatie en de gemeente opnieuw in onderling contact over de situatie. Corporatie en gemeente realiseren zich daarbij dat tegen het einde van het jaar 15 à 20 andere Wmo-cliënten voor dezelfde onmogelijke keuze komen te staan, vanwege beëindiging van het contract van de gemeente met het bedrijf. Zij zullen zich óf moeten voegen naar de dwingende wensen van het bedrijf óf hun woning moeten verlaten. Het lijkt dat corporatie en gemeente inzien dat het probleem veel groter is dan eerder benoemd als ‘de individuele casus van één cliënt’, maar Lotte durft daaraan nauwelijks hoop te ontlenen.