Een groot deel van de kinderen die van 1945 tot heden in jeugdzorginstellingen of pleeggezinnen verbleven zijn onvoldoende beschermd tegen fysiek, psychisch en seksueel geweld. Toezichthoudende instanties hebben bij geweld onvoldoende ingegrepen. Dat schrijft de Commissie De Winter in haar eindrapport “Onvoldoende beschermd, geweld in de Nederlandse jeugdzorg van 1945 tot heden” , dat woensdag is aangeboden aan de ministers De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en Dekker (Justitie en Veiligheid).
In de jaren voor 1970 werd fysiek en psychisch geweld vooral uitgeoefend door groepsleiding en pleegouders. Na 1970 verschuift dit naar meer fysiek geweld van pupillen onderling. Het psychisch geweld blijft ook in die periode aanwezig. Ook nu nog vinden veel betrokkenen – jeugdigen en groepsleiding – het klimaat onveilig, vooral in de gesloten jeugdzorg, de justitiële jeugdinstellingen en de opvanglocaties voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen.
De commissie schat dat 1 op de 10 personen die ooit in de jeugdzorg verbleven, vaak tot zeer vaak geweld meemaakte. Bijna een kwart van de ondervraagden heeft nooit geweld meegemaakt. Uit datzelfde onderzoek bleek dat geweld in pleeggezinnen minder voorkwam dan in instellingen.
Oorzaken
Het geweld heeft meerdere oorzaken. Zo werd strenge tucht gezien als de manier om onmaatschappelijkheid en moreel verval van kinderen te bestrijden. Verder waren er onvoldoende middelen om geschikt personeel te vinden en voor langere tijd aan zich te binden.
Onvoldoende professionaliteit (bijvoorbeeld opleiding en methodieken) blijkt een belangrijke oorzaak van geweld, evenals het bij elkaar plaatsen van grote groepen kwetsbare kinderen. Een uitgebreide wet- en regelgeving die het kind beschermde, kwam pas in de jaren 90 van de grond. Er wordt gewerkt aan een bredere professionalisering van de jeugdzorg, maar die is nog steeds niet af.
Aanbevelingen
De commissie doet verschillende aanbevelingen. Om te beginnen is het van belang om slachtoffers erkenning te bieden. De commissie pleit ervoor dat de lotgenotenorganisaties de komende jaren ruimhartig worden ondersteund. Ook is het volgens de Commissie van belang dat het hulpaanbod voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg verbetert.
Andere aanbevelingen moeten de jeugdzorg in de toekomst veiliger maken. Plaatsingen in gesloten instellingen moeten zoveel mogelijk worden voorkomen, de groepsgrootte moet worden verkleind, en jongeren moeten toegang krijgen tot onafhankelijke vertrouwenspersonen. Het toezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd zou meer veldbezoeken en gesprekken met kinderen en jongeren moeten omvatten, waarbij geweld een vast gespreksthema is. De commissie stelt ten slotte voor dat de Kinderombudsman toezicht houdt op de uitvoering van deze aanbevelingen.